Toen ik Amichai Alon voor het eerst ontmoette voor ons gesprek, maakte hij meteen duidelijk: “Dit verhaal gaat niet over mij.” Amichai, geboren in kibboets Be’eri, woont nu in Arnhem en is inmiddels 28 jaar in Nederland. Maar hij zegt ook: “Voor mijn gevoel ben ik nooit uit Be’eri weggegaan.”
Amichai is het vierde kind van Shoshana en Victor (Avigdor) Alon (z”l). In 1963 emigreerden zij met hun drie tienerkinderen, een meisje en twee jongens, van Argentinië naar Israël. Omdat Victor in Argentinië een drukkerij had, kwamen zij terecht in kibboets Be’eri in de westelijke Negev, waar sinds 1950 een drukkerij actief is. Dit was dé plek waarvan ze hadden gedroomd. Be’eri werd hun nieuwe woonplaats en ze besloten een sabra, een in Israël geboren kind, ter wereld te brengen. Zo werd Amichai geboren, de jongste telg van de familie.
Het kibboetskind
Amichai groeide op in kibboets Be’eri als een echt ‘kibboetskind’, zoals hij zichzelf trots noemt. In kibboetsiem was het de tijd van collectieve kinderopvoeding (lina mesjutefet). Amichai bracht het grootste deel van de dag door in het ‘kinderen/ jeugd-huis’ (‘Beit-Yeladiem’), samen met zijn klasgenoten. Zij werden de Tomer-Shezaf-klas genoemd, naar twee in Israël groeiende bomen. Kinderen van Be’eri gingen destijds nog niet naar de regionale middelbare school met kinderen van naburige kibboetsiem, maar bleven op hun eigen kibboetsschool. Zo groeide Amichai tot zijn achttiende op samen met veertien leeftijdgenoten en ontwikkelden zij een bijzondere onderlinge band. Net als veel andere kibboetskinderen werkte Amichai al op jonge leeftijd in de landbouw. “En later bij de parachutisten, zoals het een trots kibboetskind betaamt,” voegt hij eraan toe.
Zijn jeugd was een gelukkige, positieve periode die hem sterk en zelfverzekerd maakte. Hij beschouwt het leven in de kibboets als het fundament van zijn normen, waarden en persoonlijkheid. Na zijn diensttijd keerde hij terug naar de kibboets, waar hij Monica ontmoette, een vrijwilligster uit Nederland. Ze trouwden in Israël en na de geboorte van hun oudste dochter Anouk (nu 28), vertrokken ze naar Nederland. Hier werd hun tweede dochter Mira (nu 25) geboren. Arnhem werd hun nieuwe woonplaats en Amichai ging aan de slag op de bloemenveiling als contactpersoon voor Israëlische bloemenkwekers. Hij werkt daar nog steeds. “Deze baan was echt een lot uit de loterij. Ik ben er trots op dat ik de Israëlische bloemenkwekers mag vertegenwoordigen.”
Na twintig jaar gingen Amichai en Monica uit elkaar, maar ze bleven goede vrienden. “Monica is nog steeds mijn beste vriendin,” vertelt hij. Amichai bleef in Arnhem wonen, maar ondanks de afstand bleef zijn band met Be’eri onverminderd sterk. Voor zijn werk reist hij elk jaar meerdere keren naar Israël en dan grijpt hij de gelegenheid aan om zijn familie en vrienden in de kibboets te zien. Zo heeft hij door de jaren heen zijn persoonlijke en familiebanden weten te onderhouden. Hij vertelt dat elke reis naar Israël als thuiskomen voelt. Ook zijn dochters hebben de kibboets en hun inwoners leren kennen, de omgeving waarmee hun vader zo verweven is.
Nachtmerrie
Terwijl de gruwelijkheden in Be’eri zich zaterdag 7 oktober 2023 voltrokken, viert Amichai zijn droomvakantie op Bali. Die droom werd een nachtmerrie toen hij ’s middags om half
één Indonesische tijd een telefoontje uit Israël kreeg over de zware raketbeschietingen. Hij zette de televisie aan voor meer informatie en al snel begreep hij dat terroristen zijn kibboets
hadden bezet. Vanaf dat moment was hij alleen nog bezig om een teken van leven te krijgen van zijn vrienden en familie. Hij wist al dat ze zich in zeven verschillende beveiligde kamers
(mamad) hadden verschanst. Maar hoe verging het ze? Dertig uur later hoorde hij dat ze allemaal veilig waren. Van zijn familie of vrienden bleek gelukkig niemand ontvoerd of vermoord, hoewel even later het nieuws over de moord op een goede vriend volgde. Amichai was uitgeput en viel in slaap. Zodra hij wakker werd, kocht hij een ticket terug naar Nederland.
Naar Israël
Maandag 9 oktober landde Amichai op Schiphol. Hij reisde direct door naar zijn dochters en hun moeder, die net als hij overstuur en verdrietig waren. Twee dagen later hoorde hij over een solidariteitsbijeenkomst voor Israël op de Dam. Dankzij zijn connecties met de bloemenveiling kon hij een donatie van duizenden bloemen organiseren. De bloemen sierden het podium en werden uitgedeeld aan de deelnemers van de bijeenkomst. Een week later vertrok hij naar Israël. “Na de solidariteitsbijeenkomst kon ik niet anders. Ik wilde bij mijn familie en vrienden zijn. Ik had zelfs geen terugreis gepland.” Teruggaan naar Nederland had geen plaats in zijn gedachten. Hij voegde zich bij zijn familie die als vluchtelingen in een hotel aan de Dode Zee zaten. (Op het moment van schrijven van dit artikel wonen ze daar nog steeds, RN).
In het hotel verbleven zevenhonderdvijftig vluchtelingen uit de kibboets. De sfeer werd getekend door schok, onzekerheid en ontreddering. Twee weken na het bloedbad was nog altijd onduidelijk wie de aanslag had overleefd en wie niet. Er werd nog steeds gevochten. De vluchtelingen liepen rond, omhelsden elkaar en huilden voortdurend. Het voelde alsof iedereen die je tegenkwam een engel was, simpelweg omdat hij of zij nog leefde. Elke dag werd een lange lijst met namen van vermoorde en vermiste personen bekendgemaakt. Elke ontmoeting met iemand uit de kibboets was emotioneel. Vaak was het iemand die familieleden had verloren of van wie familieleden mogelijk waren ontvoerd. Het enige wat we konden, was elkaar vasthouden.
Bloemen
Ik wilde me nuttig maken en bood aan te helpen waar nodig. Ik ging bloemen regelen voor de begrafenissen. Elke ochtend kreeg ik een lijst met begrafenissen voor de volgende dag, in de eerste dagen vaak meer dan tien per dag. Ik had contact met bloemkwekers die bloemen doneerden en samen met een team vrijwilligers schikten we elke dag de bloemstukken voor de begrafenissen. Het was een hele logistieke operatie. Kwekers brachten midden in de nacht enorme hoeveelheden bloemen naar het hotel. Die moesten in ontvangst genomen en weggezet worden. Ik werkte als een bezetene, met maar één doel voor ogen: ervoor zorgen dat alles op tijd af was en de bloemstukken op de juiste plek terecht kwamen. Verder richtten we een herdenkingsplek in, in het hotel, voor degenen die vermoord waren. Een professionele bloemist maakte als vrijwilliger de bloemstukken voor die plek en voor de zaal waar de families rouwden, sjiwwe zaten. Na ongeveer tien dagen nam het aantal begrafenissen af. Ik voelde dat het tijd werd om terug te gaan.”
Begin november keerde Amichai terug naar Nederland, naar zijn werk en zijn dochters. “In het begin voelde ik me okay, maar al snel veranderde dat en realiseerde ik me dat ik niet in Nederland kon blijven. Mijn lichaam dwong me terug te gaan naar de kibboets.” Amichai trof de nodige voorbereidingen en vloog eind december weer naar Israël. “Deze keer ging ik naar Be’eri.”
In Be’eri verbleven toen al zestig tot zeventig leden, pioniers die niet konden wachten om te beginnen met de kibboets weer op te bouwen. De eetzaal werd weer geopend, net als de drukkerij. Elke dag om kwart over zes 's ochtends vertrokken de geëvacueerde leden van de kibboets van de Dode Zee, kwamen om acht uur aan in Be’eri en gingen daar aan het werk. Om half vier 's middags reden ze weer terug naar het hotel aan de Dode Zee. Dit gaat ook nu nog zo door. Ook een kleinere groep kiboetsniks die naar Tel Aviv werd geëvacueerd, komt elke dag naar Be’eri om er te werken.
Bouwen
In Be’eri aangekomen, wandelde Amichai eerst in zijn eentje door de kibboets. Hij wilde de impact van de gebeurtenissen voelen. “Je ziet het bloedbad, de verwoesting, de verbrande huizen van mijn vrienden. Uit dit huis werd een klasgenoot ontvoerd, hier werd een vriend vermoord, daar een vriendin en daar de zoons van een andere vriend. In totaal werden in Be’eri 101 kibboetsleden vermoord en 31 mannen, vrouwen en kinderen ontvoerd (op het moment van schrijven, R.N.). Ik liep langs die huizen, maar kon het niet bevatten. Ik was hier om te helpen, iets bij te dragen in deze bizarre situatie. Ik kon wel iets van mezelf geven, iets van Amichai: een goed gevoel, een glimlach, een klein lichtpunt zijn in deze duisternis.”
Amichai woonde in het huis van zijn broer dat niet door de terroristen was beschadigd. “Dertig uur lang zaten mijn broer, mijn schoonzus, hun jongste dochter met haar partner en hun drie kinderen in de kleine beveiligde kamer. Maar gelukkig kwamen de terroristen niet bij hen binnen, het huis bleef intact.”
Het was inmiddels oogstseizoen, avocado's en citrusvruchten moesten worden geoogst. Dat betekende veel werk. Uit het hele land kwamen honderden vrijwilligers naar de kibboets: religieuzen en seculieren, jong en oud. Amichai sloot zich aan en hielp mee met het plukken van het fruit. “Naast het plukken wilde ik de moraal hooghouden. Ik richtte me op de kleine dingen die mensen een goed gevoel geven. Zo liep ik met een grote pot koffie langs de teams en schonk ik zwarte koffie voor de vrijwilligers. Ik bood ze koffie, koekjes en een glimlach aan. Ik koos voor het positieve. Ondanks de moeilijkheden, voelde ik me verbonden en nuttig,” vertelt Amichai.
In de weekenden reisde hij naar het hotel aan de Dode Zee om bij zijn familie en vrienden te zijn. In het hotel verblijven nog steeds zijn twee broers en hun hele familie. “Ik vond het belangrijk om tijd met hen door te brengen. Maar ook met de oudere leden van de kibboets, mensen van boven de tachtig die deze zwarte zaterdag hebben overleefd. We hielden samen sjabbatvieringen, ik praatte met ze en probeerde op z’n minst een kleine glimlach op hun gezicht te toveren. Elke zaterdagavond gingen we naar het gijzelaarsplein in Tel Aviv, waar Be’eri een paviljoen heeft dat wordt beheerd door voormalige kibboetsleden. En elke zondag ging ik weer aan het werk in de kibboets. Ik voelde me verbonden. Ik voelde hun verdriet naast het mijne. Ik zag de kracht van ons volk, de onderlinge steun en samenwerking voor het gemeenschappelijke welzijn. Het was een zware én bijzondere tijd. Het gevoel van gemeenschapszin en onbaatzuchtige vrijgevigheid was enorm.”
Toekomst
Eind februari 2024 keerde Amichai terug naar Nederland,maar al snel voelde hij de behoefte om opnieuw naar zijn kibboets terug te gaan. Om te helpen. “Ik had op mijn werk al over een sabbatical gesproken. De eerste voorbereidingen om terug te gaan waren in gang gezet. Ik overlegde met de leiding van de kibboets. De oogstperiode was voorbij, er waren geen vrijwilligers meer nodig. Ik wijzigde mijn plan, stelde mijn reis uit. Ik denk dat ik in september of oktober weer zal gaan.” Amichai voelt zich verscheurd. Aan de ene kant is er de dwingende fysieke behoefte om de kibboets te helpen opbouwen. Aan de andere kant heeft hij zijn leven hier in Nederland. “Na achtentwintig jaar in Nederland voel ik eindelijk dat dit mijn thuis is. Ik leef hier naast mijn dochters, maar mijn wortels liggen in Be’eri.”
Ik vroeg hem naar de toekomst van de kibboets. Hij vond het moeilijk om daar iets over te zeggen. “Het trauma is nog zo sterk aanwezig. Het is ook nog eens onmogelijk om de toekomst van de kibboets los te zien van wat er met Israël zal gebeuren. Be’eri is een sterke kibboets, sociaal én economisch. Dat is een goed fundament voor herstel. Ik geloof in de herbouw van een welvarende en succesvolle gemeenschap. Maar bovenal hoop ik dat alle gijzelaars, uit Be’eri en de rest van het land, snel naar hun families zullen terugkeren.”
Dit artikel is opgedragen aan de familie Ben-Ami uit kibboets Be’eri. Raz en Ohad Ben-Ami werden op 7 oktober afzonderlijk van elkaar ontvoerd. De dochters van de familie, Ela en Yuli, zaten in aparte beveiligde ruimtes in de kibboets en zagen in een Telegramfilmpje hoe hun vader werd ontvoerd. Sindsdien vechten de drie dochters: Yuli, Ela en Natali voor de terugkeer van hun ouders. Raz werd in november na vierenvijftig dagen vrijgelaten en sloot zich aan bij de strijd van haar dochters. Ik hoop dat Ohad snel wordt herenigd met Raz en zijn dochters. Ela diende samen met mijn dochter Ya’ara bij de luchtmacht. Ik hoop de complete familie Ben-Ami binnenkort in Nederland te mogen ontvangen. (Raz is overigens een klasgenoot van Amichai).
Riki