Er zijn momenten waarop het karakter en de intenties van maatschappelijke instellingen volkomen duidelijk worden – niet door grootse verklaringen of plechtige toespraken van bestuurders, maar door hun dagelijkse handelingen. Om te begrijpen in hoeverre de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Utrecht werkelijk staan voor waarden als gelijkheid, inclusie, veiligheid en academische integriteit, volstaat het hun besluit te analyseren om Francesca Albanese, Speciale Rapporteur over de mensenrechtensituatie in de Palestijnse gebieden, uit te nodigen. Daarmee boden zij een platform aan een uitgesproken antisemiet, dat wordt gebruikt om gevaarlijke haatspraak tegen Joden en Israël te verspreiden.
Albanese's haatspraak
De retoriek van Albanese is niet slechts controversieel – ze is gevaarlijk. Ze beweerde publiekelijk dat de Verenigde Staten en de media onder controle staan van de “Joodse lobby” en dat Israël onbeperkte invloed uitoefent op internationale aangelegenheden, met volledige immuniteit voor haar handelingen. In haar toespraken en rapporten schuift Albanese de schuld voor de situatie uitsluitend op Israël, terwijl ze Palestijns terrorisme – dat zij als een legitieme vorm van “weerstand” beschouwt – niet veroordeelt.
Daarnaast bagatelliseert zij systematisch de gruweldaden die Hamas en haar bondgenoten op 7 oktober hebben gepleegd tegen Israëlische burgers – waaronder moord, verkrachting en gijzeling – door te betogen dat deze “in context” moeten worden begrepen.
Ze misbruikt de herinnering aan de Holocaust om westerse landen moreel te veroordelen en vergelijkt Israël met nazi-Duitsland en de Israëlische premier met Hitler. Hoewel haar VN-mandaat beperkt is tot de situatie sinds 1967, beperkt haar kritiek zich daar niet toe; ze betwist openlijk de legitimiteit van de Staat Israël en verbindt haar aanvallen aan de oprichting van de staat in 1948.
Wat betreft Gaza – de thuisbasis van de terroristen van 7 oktober 2023 en hun medeplichtigen – noemt zij het grootste concentratiekamp ter wereld en roept ze op tot internationale isolatie van Israël, uitsluiting uit internationale instellingen en de classificatie van het conflict als genocide. Zelfs regeringen die vaak kritisch zijn op Israël, zoals die van Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk, hebben haar uitspraken veroordeeld als antisemitisch en onverantwoordelijk.
Universiteiten worden actieve partners in het aanwakkeren van antisemitisme
Toch hebben de Erasmus Universiteit en de Universiteit Utrecht ervoor gekozen om Albanese uit te nodigen en verdedigen ze hun beslissing met kracht. Of dit nu voortkomt uit een verkeerd begrip van academische vrijheid, een gebrek aan kennis over haar problematische staat van dienst, of een bewuste tolerantie voor haatspraak tegen Joden en Israëliërs onder het mom van academisch debat, het resultaat is hetzelfde: deze universiteiten geven een platform aan iemand wiens uitspraken direct bijdragen aan een klimaat van angst en uitsluiting.
De houding van deze universiteiten weerspiegelt een valse neutraliteit, waarin sensatiezucht belangrijker lijkt dan morele helderheid. Zelfs als zij zich eerder onbewust waren van de groeiende golf van antisemitisme, dragen zij door Albanese uit te nodigen nu actief bij aan de verspreiding ervan.
Daarmee tonen deze universiteiten een flagrante minachting voor hun verantwoordelijkheden, terwijl zij hun handelen vergoelijken met een misplaatst beroep op vrijheid van meningsuiting. Dit is niet slechts onwetendheid – het is een bewuste keuze. Academische vrijheid is geen juridisch schild om haatdragende retoriek te verspreiden. Er is een fundamenteel verschil tussen het bevorderen van open debat en het bieden van een podium aan een spreker wiens woorden discriminatie aanwakkeren en de veiligheid van studenten en medewerkers in gevaar brengen.
Deze beslissing vond bovendien niet plaats in een vacuüm. Nederlandse universiteiten hebben tot nu toe geen serieuze stappen ondernomen tegen de vijandigheid en het antisemitisme waarmee Joodse en Israëlische studenten en medewerkers sinds oktober 2023 worden geconfronteerd. Rapporten over uitsluiting, intimidatie, bedreigingen en zelfs fysiek geweld zijn talrijk en consistent. De weigering van universiteiten om adequate bescherming te bieden, vergroot alleen maar het gevoel van onveiligheid onder Joodse en Israëlische academici.
Onmiddellijke en doeltreffende actie
Universiteiten moeten nu kleur bekennen. Zelfs als zij niet bereid zijn hun koers te wijzigen, moeten zij transparant uitleggen waarom zij Albanese uitnodigen, ondanks haar openlijk antisemitische uitspraken en haar rechtvaardiging van terrorisme. Ze moeten verantwoorden hoe hun besluit zich verhoudt tot de inspanningen van de Nederlandse overheid om antisemitisme in het hoger onderwijs te bestrijden. En ze moeten concrete maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat Joodse en Israëlische studenten en medewerkers zich na deze uitnodiging veilig voelen.
Het is glashelder waar de verantwoordelijkheid ligt. Nederlandse universiteiten moeten erkennen dat het bieden van een podium aan Albanese geen academische vrijheid is, maar een goedkeuring van haat. Zij moeten haar uitnodiging onmiddellijk intrekken en tastbare stappen ondernemen om Joodse en Israëlische studenten te beschermen.
In het recente Kamerdebat over antisemitisme in het hoger onderwijs werd pijnlijk duidelijk dat ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn. Minister van Onderwijs Eppo Bruins, die de toenemende haat en vijandigheid tegenover Joodse en Israëlische studenten heeft erkend, heeft toegezegd hiertegen op te treden. Toch hebben onder zijn toezicht de Erasmus Universiteit en de Universiteit Utrecht een podium geboden aan een spreker wiens retoriek diezelfde vijandigheid alleen maar versterkt. Dit roept een dringende vraag op: hoe kunnen we antisemitisme bestrijden als onze academische instellingen ruimte blijven geven aan degenen die het voeden?